12949l

Meer of minder autonomie?

 

Hierarchie en autonomie

In de kunstwereld ligt de macht niet bij hen die kunst produceren, maar bij hen die kunst rangschikken. In de hierarchische structuur van de kunstwereld staan culturele instituten aan de top en de beeldend kunstenaar onderaan de figuurlijke ladder. Het museumpubliek brengt het er beter van af dan de kunstenaar, want van hen zijn de instituten deels financieel afhankelijk. De hedendaagse beeldend kunstenaar is dus niet zozeer in de autonomie van zijn werk, maar wel als het om de zichtbaarheid en invloed van zijn werk gaat afhankelijk van de instituten en indirect de wensen van het museumpubliek.

De beeldend kunstenaar die anno 2017 invloed wil uitoefenen moet zich dus aanpassen aan de binnen de kunstwereld heersende trends, dit terwijl hij autonoom, onafhankelijk wil zijn. Veel kunstenaars krijgen hierdoor dan ook te maken met een onoplosbaar dilemma. Wil je autonoom, onafhankelijk blijven, dan moet je wars zijn van de trends binnen de kunstwereld, ook al zet je jezelf daarmee meteen ook buiten spel en zul je in ongenade vallen bij de instituten. Wil je met je werk invloed hebben binnen de kunstwereld, dan moet je deelnemen aan de belangrijkste trend van het moment: de commercialisering van kunst.

 Kunst als commercie

De kunstenaar moet, in opdracht van Jet Bussemaker, ondernemer zijn. Braaf als de kunstwereld geworden is, worden de bevelen vanuit de politiek door velen strikt opgevolgd. Menig beeldend kunstenaar heult al met de culturele instituten en kiest steeds vaker voor het aangaan van binding met het publiek omwille van financiële doeleinden. Het is een koers die door de overheid en de culturele sector, bancaire instellingen en zelfs door kunstacademies wordt gestimuleerd. Dit terwijl het sluiten van compromissen als autonoom beeldend kunstenaar uit den boze is. Het aangaan van binding met het publiek om er geld aan te verdienen staat zo haaks op alles waar kunstacademies in de tijd dat ik nog studeerde, van 2002 tot 2006, voor stonden, dat wel blijkt dat de maatschappelijke rol van de kunstenaar in razendsnel tempo keldert van criticaster naar die van entertainer. De kunstenaar die omwille van omzet het publiek behaagt met kritiekloos werk neemt daarin klakkeloos over wat de overheid hem opdraagt.

De commercialisering van de beeldende kunst kent nog een vervelend aspect. Gerenommeerde, gesubsidieerde culturele instituten kiezen doorgaans voor ‘veilig’ werk, werk dat door de doorsnee museumgast gewaardeerd zal worden. Musea willen heden ten dage namelijk liever geen voorhoofden en wenkbrauwen doen fronsen, omdat dit een flinke financiële tegenvaller kan worden. De beeldend kunstenaar die in plaats van ‘veilig’ juist ‘ongemakkelijk’ werk maakt vindt in veel culturele instituten geen platform, domweg omdat het een economisch risico vormt.

Meest treurige is nog het feit dat de commercialisering van de beeldende kunst vooral culturele instituten voordeel opleveren, de kunstenaar over het algemeen niet. Kunstenaars krijgen meestal geen honorarium voor het werk dat zij, soms maandenlang, verzetten bij het voorbereiden van een expositie. Ook ontvangen kunstenaars, als de expositie eenmaal loopt, vaak geen hang- of stagelden, terwijl het museum zich ondertussen verrijkt aan het entreegeld. Hierdoor groeit de macht van de instituten en slinkt de macht van de beeldend kunstenaar.

Kleine machtspositie

Als het aan de culturele instituten ligt geven zij de scepter die zij over de kunstwereld zwaaien nimmer uit handen. Dat is ook vanuit praktisch oogpunt niet te realiseren. Het blijven de instituten die een platform bieden aan beeldend kunstenaars en daar eigen keuzes in maken. Hier valt voor de beeldend kunstenaar niets af te dwingen, hij moet afwachten of hij al of niet een uitnodiging krijgt.

Echte, directe macht zullen kunstenaars nooit krijgen en dat is maar goed ook, het werk dat zij maken moet kwalitatief sterk zijn en voor zich spreken, waardering voor kunst kan niet afgedwongen worden. Aangezien directe macht corrumpeert kan dit voor de autonome beeldend kunstenaar ook geen heilzaam streven zijn. Pogingen daartoe zijn ook altijd jammerlijk mislukt. De beeldend kunstenaar moet immers onafhankelijk zijn om objectieve kritiek te kunnen uiten.

De kleine machtspositie die de autonome, onafhankelijke beeldend kunstenaar heeft kan echter wel versterkt worden in deze tijden van oprukkende commercialisering. Door terug te keren naar het principe van autonomie en stevige kritiek te uiten op overheidsbeleid, op maatschappelijke ontwikkelingen en de walging rond diezelfde commercialisering van kunst te ventileren. Door wars te zijn van de onder museumdirecteuren heersende angstvallige braafheid. En wat financiële vraagstukken betreft is er voor de beeldend kunstenaar ook een vrij eenvoudige oplossing. Probeer beeldend werk en inkomen te scheiden door je geld te verdienen met een bijbaan. Heb nooit als doel geld te verdienen met kunst, want dit betekent onherroepelijk dat je je moet aanpassen aan de wensen van het publiek. Wees een kritisch, doortastend beeldend kunstenaar, die zich van de machtsverhoudingen in de kunstwereld niets aantrekt, ook al betekent dit dat je nooit gelauwerd zal worden door de kunstbonzen. Wees autonoom en compromisloos.

Geschreven door: Nelle Boer

Bron: TPO